.

Het Taal principe

 Spreken is doen.
Levende taal blaast leven in onze wereld.

De mens is een taaldier. We geven betekenis aan onszelf, de anderen, de wereld via taal. Taal is bovendien gereedschap waarmee we onze relaties met anderen vormgeven. Via de taal leggen we contacten, wisselen we stukjes van onze ervaringen en betekenissen uit, geven we vorm aan wat ons samen verbindt of scheidt.

In zijn vroege werk merkte Wittgenstein (filosoof, 1889-1951) op dat communicatie via beelden verloopt. Woorden verwijzen naar beelden, die we via de spraak uitwisselen. Het wordt lastig communiceren als de beelden die ik heb bij de woorden die ik uitspreek niet dezelfde zijn als de beelden die bij jou opkomen wanneer jij hoort wat ik vertel. Woorden roepen herinneringen op aan wat we al kennen, beleefden, begrijpen. Bij een woord als vis, appel of tafel is dit misschien niet zo gauw een probleem. Echter, woorden als landschap, verlangen, verdriet, feest, woud, razendsnel, bedreigend, kunnen hele verschillende beelden oproepen. Precies omdat jouw geschiedenis en ervaringen anders zijn dan de mijne. Nog lastiger wordt het wanneer onze woorden naar complexe dingen verwijzen. Rechtvaardigheid, liefde, ecosysteem, organisatie, activisme: het zijn stuk voor stuk woorden die een enorm rijke waaier aan beelden kunnen oproepen. 

"De taal is niet zozeer een leverancier van materiaal als wel een horizon, dat wil zeggen zowel een limiet als een perspectief. Zij is de verwachting van het mogelijke"

- Roland Barthes

Taal creëert onze wereld

Taal is bovendien niet enkel beschrijvend. De woorden die wij spreken, drukken niet enkel onze gedachten uit. Ze geven ook vorm aan de gedachten die wij willen uitdrukken. Al sprekend (of schrijvend) ontstaan gedachten, ideeën, verlangens, mogelijkheden. De woorden die we gebruiken, geven bovendien vorm aan de wereld. Waarover we spreken, schrijven of lezen, komt tot bestaan. Elk door mensen gemaakt voorwerp, elk idee, elke overtuiging ontstaat via ons bewustzijn dat zich in taal uitdrukt.

Onze taal is daardoor niet vrijblijvend. Taal creëert de werkelijkheid. Ken en Mary Gergen, auteurs van het boekje 'Social Construction: entering the dialogue' zeggen dat we onze wereld vormgeven doorheen het voortdurende proces van communicatie. De taal waarvan we gebruik maken en waarin we zijn ondergedompeld- via de media, de beroepsgroep en organisatiecultuur waartoe we behoren, de verenigingen waar we deel van uitmaken enz. - vormt onze waarneming van de wereld en daarmee ook de wereld op zich.

Een voorbeeld: wat gebeurt er als we het woord 'probleem' vervangen door 'kans'? Wanneer spreken we beter van een probleem dan van een kans? Wanneer kan het woord kans ons op een generatiever pad zetten dan als we vasthouden aan iets te benoemen als een probleem?

"Terwijl we samen spreken, naar nieuwe stemmen luisteren, vragen opwerpen, metaforen overwegen en spelen met de grenzen van ons redeneren, stappen we over de drempel naar nieuwe werelden van betekenis. Het is aan ons om de toekomst te creëren." 

- Ken & Mary Gergen

De woorden die we gebruiken, gebruiken we om relatie te doen. Woorden representeren niet alleen beelden van de wereld, het zijn vooral praktische handelingen in de wereld, aldus het sociaal constructionisme. Een voorbeeld: Of 'ontwikkelaars' een nieuwe woonwijk creëren of net een laatste stukje open ruimte vernietigen, hangt precies af van wat mensen bedoelen met het woord 'ontwikkelen'. De ontwikkelaar (en zijn opdrachtgevers) ontwikkelen. Voor dorpsbewoners kan het precies het tegengestelde zijn, en is het woord 'ontwikkelen' een gemene vermomming voor vernietiging van wat hen dierbaar is.

Taalspel, verbindend of vervreemdend

Taal als discours

Het voorbeeld van een specifieke betekenis van een woord als 'ontwikkeling', maakt duidelijk dat woorden binnen verschillende sociale groepen andere betekenissen kan hebben. Taal kan ook als een 'discours' gaan functioneren: in die zin dat ze niet alleen iets beschrijft, maar ook de manier bepaalt waarop we de werkelijkheid interpreteren.

Wittgenstein, die filosofeerde over taal, ging dit in zijn latere werk erkennen en benoemen als een taalspel. De betekenis van een woord hangt volgens Wittgenstein af van activiteit die we willen doen. Denk bijvoorbeeld aan de medische wereld met haar unieke woordenschat. Binnen die professionele gemeenschap maakt die eigen woordenschat een vlotte communicatie mogelijk. Erbuiten echter, bij patiënten en hun geliefden, roept die gespecialiseerde taal andere beelden op. Een discours kan daardoor ook leiden tot onbegrip, angst, vervreemding en afzondering.

Taalspel

Biologen, milieuactivisten, artsen, ingenieurs, bankiers, psychologen, pastoors: allemaal hebben ze een verschillend taalspel. Wanneer ze iets willen beschrijven, spelen ze elk een spel dat op andere regels is gebaseerd. Woorden helpen hen om hun verschillende vormen van leven bij elkaar te houden. Simultaan daarmee geven die levensvormen ook hun woordenschat belang en betekenis. In dat proces beginnen die levensvormen ook de grenzen te vormen van onze werelden (Gergen).

Van het taalspel, nuttig in een bepaalde context, kan bovendien geweld uitgaan wanneer die overloopt naar de ruimere wereld. Denk bijvoorbeeld aan de taal van de economie, waaronder aannames schuilgaan als 'doelstelling is (steeds meer) winst maken' of 'groei is de enige manier om welzijn te handhaven'. De taal van de economie is zo intens aanwezig in ons dagelijkse leven (via ons werk, de media,...) dat we de aannames erachter niet meer kunnen ontwaren, laat staan in vraag stellen. Dat heeft verregaande gevolgen. Denk bijvoorbeeld aan mensen die het tempo van de op groei gerichte samenleving niet (meer) kunnen bijbenen. Denk ook aan de taal van de medische wetenschap, die via woorden - die nuttig zijn binnen de grenzen van de eigen taalgemeenschap - alle afwijkingen van de norm (wat we aannemen als normaal) labelt als ziektebeelden.

Van dit alles gaat een vorm van disciplinering uit. Groei is normaal, waardoor wie niet mee kan in dat hectische ritme buiten het normale valt. Labels verengen mensen tot een door anderen bepaald en benoemd beeld van anders zijn. Mensen downloaden die beelden van zichzelf: als een economisch wezen, een wezen met een beperking, een afwijkend wezen... in plaats van als een uniek persoon met een uniek leven in een omgeving waarin die kan floreren en betekenisvol kan handelen.

Taal 1 en Taal 2


Taal in organisaties

Hoe onze taal onze wereld begrenst, wordt prachtig beschreven door professor Johan Verstraeten (theoloog, filosoof en ethicus aan KULeuven), in zijn essay 'Taal en Stilte' (2014). Zijn boeiende tekst is een uitnodiging aan leiders in organisaties om zich bewust te worden van (de grenzen en gevolgen) van de professionele taal en ruimte te maken voor de taal van de metafoor en het verhaal.

Taal 1: rechttoe, rechtaan 

Professionele taal, de taal die in onze organisaties vaak de boventoon voert - noemt professor Verstraeten 'taal 1': het taalspel van feiten, kennis, competenties, output, impact, kosten, prestaties, groei, controle en beheersing. Het is een taal en kennis die geen verbeelding oproept, en daardoor weinig opening brengt om te zien hoe nieuwe mogelijkheden zich aandienen.

Deze taal lijkt onmisbaar. Ze vereenvoudigt de communicatie tussen experts: managers, accountants, projectmanagers, calculators, economisten etc. Maar deze taal vernauwt ook de blik waarmee we naar de werkelijkheid kijken, want ze focust op wat binnen het veld van deskundigheid als relevant wordt beschouwd. Wat daarbuiten valt, wordt onzichtbaar. Dan ontstaat er iets als tunneldenken.

Taal 1 is dominant geworden in de praktijken van onze organisaties. Denk maar aan woorden als 'human resources', waarin de mens een productiefactor wordt. Het gevolg is dat de werkelijkheid en de relaties tussen mensen herleid worden tot wat in termen van taal 1 kan uitgedrukt worden. Groei in cijfers wordt dominant, beheersbaarheid de norm. Het niet-meetbare, het moeilijker benoembare verdwijnt uit beeld. 

Een voorbeeld: wie projecten uitvoert die fondsen of overheidsfinanciering ontvangen, ervaart hoe die dominantie van beheersbaarheid ver boven de inhoud van het project gewaardeerd wordt. Dat leidt, zoals Verstraeten aangeeft, tot de nadruk op verantwoording, eerder dan op verantwoordelijkheid. Ander voorbeeld: leerkrachten worden niet vooral geëvalueerd op hun vermogen en verantwoordelijkheid om jongeren mee te nemen in een boeiende leerervaring, maar op grond van gehoorzaamheid aan regels, controleerbare prestaties, het behalen van normen. Eenzelfde gaat op voor de zorgsector, het sociaal werk, ...

De economische of technische taal die de boventoon voert in onze organisaties en de samenleving, kan zodanig domineren dat zij mensen blind maakt voor wat door de bril van die taal niet meer kan gezien worden. Dan kijken we vooral naar, bijvoorbeeld, hoe mensen zichzelf terugverdienen in onze organisaties, eerder dan naar de levenservaring die ze meebrengen en ontwikkelen in hun werk. Dan spreken we over een project uitrollen, eerder dan over een beweging op gang brengen waaraan mensen zich met bezieling kunnen toewijden.

Taal 2: beeldspraak en verhaal

Voor alle duidelijkheid: taal 1 moet niet wég. Het taalspel helpt om te communiceren over kennis, controle en competenties. We moeten wel begrijpen de interpretatiehorizon van taal 1 te beperkt is om het volle leven te vatten. Verstraete: 'Daarom moet ze door een tweede taal worden opengebroken. Daarom moet er naast 'tellen' ook weer 'vertellen' kunnen staan.' Een taal die de verbeeldingskracht opwekt die nodig is om een menselijke wereld te kunnen scheppen en om datgene te kunnen denken en tot uitdrukking te brengen wat niet in taal 1 kan worden gevat.

Taal 1 heeft de aanvulling nodig van complexiteit, van alles wat met het andere samenhangt. Verstraeten noemt taal 2 de taal van de beeldspraak en het verhaal, als talen die in onze werkelijkheid de dans kunnen aangaan met taal 1. Beeldrijke taal opent onze ogen voor de mens achter de cijfers, voor de details waaruit blijkt dat het om mensen gaat. Over wat mensen beweegt, interesseert, wat hun diepere motieven zijn. Deze taal, die Verstraeten taal 2 noemt, wekt de verbeeldingskracht die nodig is om een menselijke wereld te kunnen scheppen en om uit te drukken wat in taal 1 niet uit te drukken valt. 

De taal van de beeldspraak drukt uit wat niet in exacte taal kan uitgedrukt worden. Met metaforen kunnen we proberen te zeggen wat ons bezielt, inspireert, wat ons leven betekenis geeft. De taal van de beeldspraak helpt ons om de werkelijkheid met nieuwe ogen te zien, nieuwe werelden van betekenis te ontdekken. Een taal die wegen wijst naar levenswijsheid. De taal van dichters, beeldende kunstenaars, muziek. De taal waarin waarden, vertrouwen, hoop, bezieling kan uitgedrukt worden. De taal die we terugvinden in de literatuur waar we van houden. De taal die mensen spreken wanneer ze samen in goed humeur aan de feesttafel zitten. De taal die weerklinkt wanneer we al wandelend de stemmen van de natuur in onze dialoog verweven. Een taal die het leven probeert uit te drukken zoals het zich aan ons voordoet.

Verhalen dan, het heerlijke gebied waarin Storyweavers vertoeven. In verhalen verbinden we gebeurtenissen met emotie, met beelden, plekken, mogelijkheden, inzichten en hoop. Verhalen kunnen we elkaar vertellen. Vertellend horen we onszelf uitdrukken wat ons beweegt, raakt, inspireert en verwondert. Luisterend krijgen we meer te zien van het leven dat door onze gesprekspartner stroomt. Verhalen kunnen we doorvertellen. Luisterend, vertellend en doorvertellend bouwen we relaties.

Vandaar wellicht het belang dat Storytelling in deze tijd krijgt in organisaties. Mensen hebben nood aan een gedeeld verhaal, een verhaal dat ze samen kunnen maken en vertellen. Waar het verhaal niet meer verteld wordt, sterft de inspiratie. Verstraeten wijst er in zijn essay nog op dat het eigen verhaal niet voldoende is. Mensen hebben ook nood aan verhalen die anders zijn, die vanzelfsprekendheden in vraag stellen, uit het denken en ervaren van andere mensen komen, die andere perspectieven op de wereld aanbrengen. Aan verhalen waarin ook ruimte is voor het paradoxale, het zoekende, het niet weten.

"organisaties zijn levende knooppunten van menselijke relaties, die ontdekt kunnen worden via waarderend onderzoeken. Dat is de kunst en de praktijk om vragen te stellen die het positieve potentieel van en de verbinding tussen mensen vatten, anticiperen en versterken. Daaruit groeit de erkenning dat de kwaliteit van je eigen leven afhankelijk is van de kwaliteit die je toevoegt aan het leven van anderen."

- Johan Verstraeten


Storyweaving is 'taal doen'
In woorden, zinnen, tussen de regels


Storyweaving als taalhandeling

Storyweaving is een taalhandeling. Het is het voeren van een onderzoekend, generatief en narratief gesprek over betekenis en ervaringen. Over wat is en wat kan worden. Over wat ons tot mensen maakt en hoe wij mens zijn in relatie tot anderen en tot de levende wereld waarin wij ons bewegen.

Storyweavers 'doen' taal, op deze manieren:

  • Storyweavers willen zich bewust zijn van de scheppende kracht van taal. Taal kan mensen bevrijden, doen groeien, doen handelen vanuit de betekenis die ze geven aan zichzelf, de anderen, de wereld.
  • Storyweavers werken in dialoog met de taal van de verteller. Ze blijven weg van het overnemen van de taal van de ander. Ze herkaderen niet in een eigen discours. 
  • Storyweavers labelen niet. Ze laten het dominante taalspel liggen en verdiepen zich in de levende, door taal tot uitdrukking gebrachte ervaring van de ander.
  • Storyweavers worden gevoelig voor woorden waarachter een waaier aan beelden kan schuilen. In woorden schuilen beelden en betekenissen. Storyweavers helpen die uitpakken, zichtbaar maken. Zodat vertellers zich ermee kunnen verhouden.
  • In het Storyweaving werk van documenteren wordt taal het instrument om te benoemen en te verwijzen. Om te verduidelijken en te omcirkelen. Om te duiden en te verbinden met het grotere geheel. Om het verhaal van de verteller in schoonheid en waardigheid neer te zetten. En daarbij zijn belangrijk: de woorden die we kiezen, de zinnen die we formuleren, het ritme van het verhaal, de witruimte. Daarin spreekt ook wat tussen de regels leeft. En dat wat niet verder verteld wordt, maar als een geschenk tussen verteller en Storyweaver mag blijven wonen.
  • Storyweavers zoeken hun gesprekken en schrijven naar taal die de zintuigen aanspreekt, taal die de verbeelding prikkelt. We vertellen over dingen die gebeuren, die mensen ervaren en de betekenis die mensen daaraan geven.

Storyweavers vermoeden dat het goede, het schone en het ware niet enkel in de logische taal 1 kan uitgedrukt worden. Ze zoeken naar de levende ervaring, naar verhalen en anekdotes. Naar overwegingen en inzichten van mensen waarmee we iets kunnen uitdrukken van wat ons tot mens maakt in de wereld. Iets van de verwondering, de ontroering, de pijn en de vreugde. Iets van dromen en herinneringen. Iets van verbonden zijn met anderen en met de wereld. 

Elk verhaal als een kleine ontsluiering van het leven.  

Meer lezen en ontdekken?

Dit zijn de bronnen waaruit wij dankbaar hebben geput:


Soulfood

Kinderen tonen -confronterend - hoe oorspronkelijk levende taal diep van betekenis verandert. Gelukkig kan ervaring ook onze taal weer doen sprankelen.